Wild

Ik ben nooit in een dark room geweest. Maar ik stel me de entree voor als die van de wildobservatiehut waar ik zondag verzeild raakte. Een houten wand in the middle of nowhere, ergens in het Nationaal Park de Hoge Veluwe. Je kunt links- en rechtsom van het licht de donkerte in. De vriend waar ik mee op pad ben en ik lijken de enige aanwezigen te zijn. Tot ik de hoek om stap. Ik maak de zin waar ik middenin zit niet af als ik de volle ruimte binnen stap.

Het is alsof je midden in een vreemde stad een kerk binnenstapt waar de mis net is begonnen. De aanwezigen zitten op een houten bank met hun rug naar ons, de nieuwkomers toe. Niemand groet, er wordt onderling geen woord gewisseld. Gebiologeerd staren de aanwezigen recht vooruit. Over en door camera’s met knotsen van lenzen spieden ze naar activiteiten door een uitsparing in de houten wand.

In deze ecopeepshow heb ik uitzicht op een nationaal park in het klein. Centraal ligt een verhoogd vijvertje. Daarom heen bevindt zich laag struikgewas, heide en her en der een dode tak of boomstam. In deze minikosmos is het een drukte van belang. Koolmezen, boomklevertjes en meer vogels die ik niet ken komen aanvliegen, pikken wat eetbaars en zijn weer weg. Een eekhoorntje struint met de motoriek van een zenuwenlijder door het parkje. Eet wat, drinkt, vertrekt en komt weer terug. Een veldmuisje trekt korte sprints om vervolgens doodstil te staan. Het lijkt dezelfde zenuwenaandoening te hebben, maar het zal wel een overlevingsstrategie zijn.

Het is volstrekt stil, behalve als het eekhoorntje zich op twee pootjes opricht en aan een eikeltje gaat knabbelen. Of als een bonte specht landt op een stam, enkele meters recht voor ons. Dan ontstaat een soort spervuur van het klikken van de camera’s.

Het is een fascinerende wereld. Zowel deze mini-kosmos van plant en dier als die van de mensen die hier blij van worden. Het bijzondere van het park is dat je er met de auto in mag. Sommigen bezoeken het park twee keer per dag. Zoals Janny, een veteraan in het wildspotten. Ze maakte zich ooit zorgen toen ze Hubertus, een oud mannetjeshert, al een tijdje niet gespot had. ‘Maak je niet ongerust Janny, die duikt wel weer op,’ stelde een collegaspotter haar gerust.

Wie vaker komt, stelt zijn auto strategisch op dicht bij de plekken waar ze vaak komen. Raampje open, camera in de aanslag. In de herfst – de bronstijd – kiest iedereen positie langs de Wildbaan, in het midden van het park. Een kilometerslang lint van geparkeerde seniorenautootjes. Daarnaast een of meerdere camera’s op statief. Vijfenvijftigplus dames en heren. Lens, jas en/of broek in camouflagekleur. Klapstoeltjes, thermoskan. Dan wachten op het moment om die unieke foto te schieten.

Als ik gebukt naar de specht kijk voel ik de kinderlijke opwinding die het stiekeme kijken met zich meebrengt. Maar als ik buiten weer de zoveelste gecamoufleerde oudere passeer, voel ik een lichte gêne opkomen. Daar lopen we dan, in ons grootste aaneengesloten natuurgebied. Het wild is waar het wezen moet, al dan niet door het bijvoeren op vaste plekken. En nog even en ook wij weten waar we onze auto het beste kunnen opstellen. Wie met de eigen of de witte fiets is , kan voor lucht terecht bij verschillende pompstationnetjes. Wie een hartaanval krijgt, kan het noodnummer bellen, dat om de kilometer op het fietspad is genoteerd. Wie gewoon wat kroketten of een erwtensoep wil snacken, rijdt direct naar het bezoekerscentrum. En wie uit China of de Verenigde Staten komt en het werk van Van Gogh wil zien, stapt buiten het park over van de touringcar op de witte fiets. Om zich onervaren slingerend als een dronken eend over het fietspad naar het Kröller Möller Museum te begeven.

Dit is onze natuur. Dit is onze cultuur. Park de Hoge Veluwe ís het Nederlands Openlucht Museum.

 

[Close ups: Frank Myszka]

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Verplichte velden zijn gemarkeerd met *