Identiteit

Ik ben in Bodo, Noorwegen. Dat is ruim boven de poolcirkel. Het is 17 mei, de nationale feestdag. Voor een nuchtere Zuid-Nederlander als ik is het feest daar een merkwaardig fenomeen. Ons carnaval komt misschien nog wel het dichtst in de buurt. Er is een optocht, veel mensen zijn verkleed en is aan het eind van de dag stomdronken. Dat de temperatuur rond het vriespunt is deert niemand. Maar verder houden de gelijkenissen al snel op. Nagenoeg iedereen houdt een Noorse vlag in de hand. De traditionele klederdracht is serious business: je laat er mee zien uit welke familie en welke streek je komt. En in de parade laten de deelnemers aan de rest van het stadje zien hoe ze sociaal, sportief of cultureel met elkaar verbonden zijn.

Het is vooral die vlag die me intrigeert. Turken kunnen er ook wat van. Nog geen dag na de mislukte staatgreep kleurde het tv scherm rood van de nationale vlaggen die Turken in hun pro-Erdogan demonstraties met zich meedroegen. Nu nog zijn de gemoederen over wat in Turkije gebeurd is zo verhit dat de ruzie hier op de schoolpleinen dreigt te worden voortgezet.

Groot-Brittannië wil de Europese Gemeenschap verlaten omdat de meerderheid zich meer identificeert met een onafhankelijk koninkrijk dan met het lid zijn van de Europese familie. Begin augustus was ik in Engeland. Die meerderheid heeft zich kennelijk goed verstopt want iedereen die ik sprak was boos over de Brexit. De eilanders wilden graag weten hoe er aan de overkant over hen gedacht werd En of wij nu ook over Nexit nadachten. De Britse vlag viel me op bij het olympisch wielrennen. Onze Elis Ligtlee won goud, de Britse Rebecca James won zilver en kreeg gelijk bij de finish de Union Jack over haar schouders.

Frankrijk verkeert in een staat van verslagenheid. De aanslag in Nice op hun nationale feestdag quatorze Juillet moet de Fransen in de ziel getroffen hebben. Hun vrijheid staat door de veiligheidsmaatregelen onder druk, de gelijkheid en de broederschap voor alle Fransen, voor zover nog aanwezig, wankelt.

Ik wordt nerveus van het gewapper met vlaggetjes om mij heen. Het doet me denken aan mijn studententijd in de vierdaagsestad Nijmegen. Al die groepen, vooral militairen, die zich identificeerden met hun nationale vlag. Ik was tegen, dat sprak voor zich. Ik wilde ook al geen deel uitmaken van die lollige carnavalsgemeenschap in de jaren daarvoor. Ik was tegen de neutronenbom, kernenergie, tegen wat eigenlijk niet?

Nu ben ik blij met onze Utrechtse genderneutrale toiletten. Ik ben trots op onze Gayparade, al zul je mij er niet zien. Ik betaal liever belasting voor een kwart miljoen subsidie voor de rockband de Staat dan een kwart ton voor duizenden veeboeren. Ik begrijp de bezwaren tegen onze Zwarte Piet, ondanks alle ophef. Ik zie Yuri liever aan de ringen op Lowlands dan in Rio.

Ik ben voor het tegen zijn. Ik ben voor het tegen kùnnen zijn. Je wint er misschien geen goud en zeker geen oorlog mee. Maar dan hebben we zo lang het duurt toch iets om trots op te zijn.

 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Verplichte velden zijn gemarkeerd met *