Lente

Eindelijk ontmoet ik hem. De boze witte man. In mijn achtertuin. Terwijl twee regeringsleiders ruzieën waar de minister van het ene landje wel en niet mag staan in het landje van de ander, voltrekt zich een soortgelijke discussie zich in mijn achtertuin. In het achterpad, om precies te zijn.

Eerder schreef ik al over ons paadje. In lyrische bewoordingen, want ik houd van dit pad. Niet alleen omdat het de woningen aan onze kant toegang geeft tot de achterkant. Het is een bijna ononderbroken groen laantje. Geen hekken, geen Gammaschuttingen. Het is cultuur- historisch erfgoed. Tot zaterdag de boze witte man verschijnt.

Eerder die week plaatste ik drie druivenranken tegen de muur en tevens de begrenzing van het paadje. Het is de ideale tijd hiervoor. De muur – de achterwand van drie garages – strekt zich uit over een meter of tien en is de enige onderbreking van het groen. Het muurtje is nog geen meter hoog omdat de garages verdiept liggen. De druivenbladeren maken de groene wand compleet, is het idee. Mijn buurvrouw naast ons doet mee. De druiven profiteren straks optimaal van de warmte van het plat dak.

Als ik thuiskom staat mijn vrouw bij de brandhaard. Een mij onbekende man staart met aandacht naar een van de druivenranken. Twee peuters hangen als drijfankers aan zijn beide benen. ‘Je bent precies op tijd,’ zegt mijn vrouw. Jullie komen er met elkaar vast uit.’ Met die woorden, gedrenkt in niet geheel biologisch afbreekbare ironie, laat ze ons alleen. ‘Dit moet een misverstand zijn,’ denk ik nog. ‘Want wie kan er nu tegen zo’n groen initiatief zijn?’

De boze witte achterbuurman dus. Of ik wel weet hoe gevaarlijk diep een druif kan wortelen? En hoeveel schade dit aan zijn muur gaat opleveren? De druif stond op zijn grondgebied, dus waarom wist hij hier niets van? Ik onderbrak hem. Terwijl de kinderen met een stokje in het gele zand pulkten en de man onverminderd naar een van de druivenstokken blijft staren, leg ik uit dat hij en de druivenstokken op mijn grond staan. Het haalt niet uit. Hij onderbreekt me en blijft beweren dat de erfgrens over het midden van het paadje loopt.

Precies anderhalve minuut na het moment dat mijn vrouw afhaakte, neem ik afscheid van de man met de mededeling dat een gesprek op deze manier geen zin heeft. Terwijl ik naar mijn achterdeur loop, hoor ik hem nog net over de hoofdjes van zijn kinderen roepen dat hij de planten er persoonlijk uit zal halen.

’s Avonds krijg ik van mijn buurvrouw een whatsapp bericht met de kadastrale kaart van onze tuinen. Geen twijfel mogelijk: de druivenranken stonden aan onze kant. Terwijl in een opgefokt Rotterdam onze rechtstaat die avond verder wordt ‘uitgedaagd,’ geldt thuis weer code groen. Ik gun de Turken een Arabische lente, ik ga profiteren van de mijne.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Verplichte velden zijn gemarkeerd met *