Hoe houd je het leven aangenaam, als buiten de mussen van het dak vallen? Neem koud bier, zorg voor een niet te volle agenda en neem als je weg moet een vervoermiddel dat is afgestemd op de hitte. ‘Daar snap ik echt niks van pap’, zegt mijn dochter als we samen weer een cabrio spotten. ‘Wat is nou de lol van een eindje toeren als het warm is?’ Ik snap die lui – meestal middelbare mannen – wel. Wat ik niet begrijp is waarom in advertenties voor deze auto’s het volledige oeuvre van J.J. Cale niet in de standaarduitrusting is opgenomen.
Hij is niet meer, J.J. Cale. Hij overleed zaterdag, op 74-jarige leeftijd. J.J. Cale wist als geen ander een laid back tapijt van klanken uit te rollen, waarop het relaxed autorijden is. Het tapijt is standaard voorzien van een strak ritmisch patroon, zonder frivoliteiten. Ideaal voor Cale om lui net achter de tel aan te zingen. En daar zijn licht hallucinerende melodieën uit zijn gitaar aan toe te voegen. De muziek komt pas echt goed tot zijn recht op asfalt bij warm weer. Snoeihard en met open ramen.
De eerste keer dat ik onder invloed van J.J. Cale reed dateert uit de tijd van mijn eerste baantje. Ik bracht werkbezoeken aan de toen nog ruim gesubsidieerde Nederlandse poppodia. Met een roestbruine Opel Ascona in het laatste stadium van zijn leven en een vers rijbewijs op zak verkende ik ’s nachts de Nederlandse snelwegen. Een speciaal voor de late ritten samengesteld compilatiebandje maakte ook overuren. Onderweg van het Paard in Den Haag terug naar Amsterdam ervoer ik voor het eerst het rijden over een volledig verlichtte snelweg. Alleen in de auto, alle vier de rijbanen lange stukken alleen voor mezelf. Ik rolde onder de snelweglampen door en zocht in een luie slingerbeweging telkens de uiterste grenzen op tussen de vluchtstrook en de middenberm. J.J. Cale speelde Travelin’ Light.
De Ascona gaf kort daarna de geest. Hij deed het – net als Cale – goed op een constante, niet te hoge snelheid. Anders dan veel up tempo muziek is het risico bij J.J. Cale niet dat je ongemerkt steeds harder, maar juist steeds langzamer gaat rijden. Het overkomt me op de dag van zijn overlijden. Op één van de radiostations speelt Cocaïne. Ik zet de radio voluit. Bij gebrek aan een cabrio staan mijn ramen – die het nog doen tenminste – tegenover elkaar open. Ik word ingehaald door een jonge vrouw in een witte Renault Twingo. Hét teken dat je snelheid gevaarlijk laag aan het worden is. Ze zwaait uitvoerig in het voorbijgaan. Na het inhalen knippert ze nog een keer met haar linker richtingaanwijzer. Blij met de onverwachte aandacht droom ik nog even verder op Cocaïne. Tot aan mijn afrit, want daar blijkt mijn richtingaanwijzer al gedurende het hele nummer aan te staan. Een illusie armer neem ik de afslag en verneem ik het nieuws van de dood van een bijzondere muzikant.