Dood

We wandelen over Veluwezoom. ‘ik zou wel weer eens wilde zwijnen willen tegenkomen’, verzuchtte mijn gezelschap eerder. ‘Dan gaan we toch kijken’, bood ik aan. ‘Ik weet waar we de meeste kans maken.’ Dus struinen we deze ochtend over de stuwallen. De vroege ochtendzon zet het bos door de verdampende sneeuw in een mystiek licht. Het is stil. Een specht roffelt ergens tegen een boom. Maar geen zwijnen.

We klimmen omhoog, in noordelijke richting vanaf de omheining van begraafplaats Heiderust, richting het wildobservatiepunt Herikhuizen. Grond is hier en daar omgewoeld door wilde zwijnen, we zien drie reeën voor ons zich uit de voeten maken. We hebben het over de dood, afscheid nemen en wat er met onze resten zou moeten gebeuren. Tot we plotseling gekrijs horen. Gegil, dat me doet denken aan de apen in Burgers Zoo of een uitzinnig kind dat zijn zin niet krijgt. We stappen verder over de heuvelkam in de richting waar het geluid vandaan kwam.

We naderen een open akker, waar de ijssneeuw kraakt onder onze schoenen. In het midden van de vlakte staat een viertal IJslandse paarden met gebogen hoofd in kruisvorm gegroepeerd rond een donker gestalte dat op de grond ligt. Zijn we hier getuige van nieuw leven in de wildernis? Toch maakt de ingetogen houding van de paarden ons wantrouwig. Kan dat eigenlijk wel, een bevalling in hartje winter? En waarom ligt het dier op de grond dan zo stil?

We krijgen de verklaring als we dichterbij komen. Hier is geen sprake van nieuw leven. Het dier in het midden is dood. En het dier is geen veulen maar een wild zwijn, een volwassen exemplaar. Uiterst omzichtig snuffelen de paarden om beurten aan het zwijn, aaien met hun hoeven het dier. De leider van de kudde tilt met zijn snuit de poten van het zwijn omhoog, die telkens weer slap neervallen. Het lijkt een privilege van de leider; hij belet de andere paarden dit ook te doen. De hele scène wekt de indruk of de paarden het heengaan van een metgezel niet kunnen bevatten. We registreren het gebeuren in ongeloof. Met al onze zintuigen, met kippenvel op onze huid, met elkaar. Om niets te hoeven missen. Zonder camera, zonder mobiel.

We zien hoe de leider de vacht van het dode zwijn likt, met zijn hoef nogmaals de huid aait dan de formatie achter zich laat. Dat is het startsein voor de overige paarden om hetzelfde te doen. Een voor een nemen ze op dezelfde manier afscheid. We blijven achter met het zwarte, dode lijf van het zwijn in de sneeuw. Er is geen spoor van verwonding of bloed. Het kadaver is koud, maar niet stijf. Was het gekrijs dat we hoorden de doodsstrijd van dit zwijn geweest?

Ik ben, anders dan ik van de Fabeltjeskrant of de Lion King weet, niet zo bekend met de aard van betrekkingen tussen de verschillende diersoorten. Zijn wij hier getuige geweest van een genegenheid, waar we het bestaan niet eens meer van kenden?

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Verplichte velden zijn gemarkeerd met *