‘Ik zou niet weten hoe ik moest leven zonder mijn moestuin,’ zei een vriend van me laatst. Mijn ervaring – negen jaren – steken schril af tegen de twintig jaren van hem. We waren bij de lezing ‘Diep in de shit’ van de Arnhemse jongerenafdeling van de Slow Food Movement en spraken kort voor de lezing twee jeugdige beginnelingen. Moestuinieren is voor mijn vriend geen way of life, het is een raison d’être. Verwacht geen heftige plotwendingen, ironie of sarcasme in deze column. Dit is een lofzang op de moestuin der lusten.
Wie zet er nu zijn wekker voor een tuin? Maar in de ochtend met een opkomende zon, mussengetsjilp en zonder een zuchtje wind noch verkeer, is het verblijf op de tuin op zijn best. Het zijn de dagen van de ijsheiligen. Vorstgevoelig zaaigoed kan eindelijk de grond in. In de tuin en rondom mij in park Sonsbeek waar het tuinencomplex is, zie je meer dan vijftig tinten groen. Het zonlicht schijnt door het jonge, transparante blad van de beukenbomen. Ganzen scheren luid gakkend laag over, heen en weer pendelend tussen grasland en de vijvers van Sonsbeek.
De tuin geeft houvast en structuur. Je bemest, plant, wiedt, oogst, composteert en begint opnieuw. Lente, zomer, herfst, winter. De tuin leert me mee te bewegen met de seizoenen, de tijd. Als ik op de tuin ben speelt tijd geen rol. De plensbui die collega’s op het werk als rotweer bestempelen, zie ik als een welkome aanvulling van mijn watervoorraad. Terwijl clubjes vrouwen tegenover mij de heuvel op bootcampen en mannen in lycrakleding over de fietspad voortrazen, doe ik mijn workout met spitvork en een kruiwagen. Als het te warm wordt schommel ik in de hangmat en staar naar de wolken en rondcirkelende buizerds hoog in de lucht.
De schuur op mijn tuin is mijn mancave. Een vrouwonvriendelijke habitat, het moet vooral niet te comfortabel zijn. Een plek om te schuilen en te schrijven. Een houtkachel en brander voor koffie en thee. Tuinieren is, ook op een complex van honderd tuinen, vooral een solitair bestaan. Soms delen we plantjes, oogst, nieuwtjes. Maar de tuin is ook een ideale hangout om af te spreken. Een plek voor een biertje en wijntje onder de schaduw van de druivenrank. Een plek voor een barbecue op lange zomeravonden.
De tuin biedt troost, afleiding en rust. Vervelende gedachten spit ik om of splijt ik met de kloofbijl in mootjes. De opbrengst van de tuin is eigenlijk bijvangst: de zelfgebakken frieten van mijn Raja aardappelen, de pastinaak chips, asperges, aardbeien en appeltaart van eigen oogst.
‘Diep in de shit’ leverde een inspirerende avond op. Vanwege de lessen bodemmanagement van de bioloog Gerard Korthals en biologisch tuinieren van ‘Soil lover’ Esther Kuiler. Maar het was vooral de moeite waard om de passie bij de jonge Slow Foodies te zien voor duurzame stadslandbouw. En om deze passie ook eens te delen.