Moscowa

‘We hebben tussen wonderen geleefd. Maar we hebben het niet begrepen.’

Grafschrift van A. Den Doolaard, Hoenderloo.

Het is de week van de begraafplaatsen. Ik heb een zwak voor begraafplaatsen, al weet ik niet of ik er ooit zou willen liggen. ‘Een begraafplaats is een plek voor troost bij verlies en bezinning’ lees ik op een site voor de themaweek. Het zal wel. Ik houd van de rust, het groen, de sereniteit. Moscowa, de Arnhemse begraafplaats voor zeker 50.000 doden direct naast onze wijk, is mijn favoriet. Mijn kinderen hebben er leren fietsen. Ik heb er met ze sleetje gereden, met mijn dochter gefietst en naar de wegschietende konijnen gekeken. Maar ik kwam er ook graag alleen, zeker voordat ik een moestuin had. Wandelen, langlaufen, joggen, lezen, een sigaar te roken. Wat doe je er eigenlijk niet?

Ik bezoek graag begraafplaatsen als ik op reis ben. Cimetière de Père Lachaise natuurlijk, om het graf te bezoeken van Jim Morrison toen ik ongeveer de leeftijd had toen hij stierf. La Recoleta in Buenas Aires. De begraafplaats van Punta Arenas in Chili. Het graf met de zwerfkei van de vitalist Den Doolaard is vlakbij, op de Nederlands Hervormde begraafplaats in Hoenderloo. De oud Joodse begraafplaats van Praag. De mystieke begraafplaatsen op het platteland van Schotland en Ierland. Meestal verlaten. Tijdloze rustpunten, bukkend onder zware luchten en een nooit ontbrekende wind.

Mijn vader is in mijn vroege jeugd begraven in het dorp waar ik opgroeide. Ik geloof niet dat mijn liefde voor de begraafplaats hier is ontstaan. De baar bleef na de mis achter op het midden van het kerkhof, dat ingeklemd ligt tussen de pastorietuin, een rijtje huizen en een bouwbedrijf. In een uithoek, aan het eind van een rij eenvormige witstenen grafkruizen was een hoop zand zichtbaar. Na de laatste zegening door de pastoor mochten we -mijn moeder en twee broers en twee zussen – na de andere familieleden vertrekken. Vol onbegrip over wat er daarna met de kist zou gaan gebeuren. Alsof je een waterijsje kreeg, zo’n dubbele met twee stokjes, en je halverwege een stokje moest afbreken en deze moest inleveren.

Nu slenteren we over Moscowa, mijn vrouw en ik. Samen. Alles lijkt te kloppen. De lucht is loom deze avond, na een broeierige dag. We hebben hetzelfde langzame tempo, alsof we de tijd ‘on hold’ willen zetten. Met een achteloos knikje of handgebaar kiezen we  het vervolg van onze route naar links of naar rechts. Wind ritselt door de bladeren van de beuken, accacia’s en treurwilgen. In het oude deel rijzen meer dan een eeuw oude sequoia’s en nordmannsparren hoog op tussen de schots en scheef liggende grafzerken. Sommigen lichten fel op waar de laag invallende zon door het bladerdek breekt. De lucht is gevuld met de zoete geur van ananasbrem. Paars en wijnrood bloeiende rhododendrons markeren onze route. Merels overstemmen met gemak de zachte ruis van autoverkeer op de achtergrond. Niet eerder waren we het zo zwijgend eens.

‘Waarom hebben we dit nooit vaker gedaan,’ vraag ik. Ze zwijgt. ‘We kunnen nu toch alles doen wat we willen,’ opper ik. ‘Wat dan,’ vraagt ze. Zullen we onze kleren uitdoen en naakt verder lopen? ‘Ik ben voor,’ zegt ze. ‘Laten we dat doen.’

Zwijgend lopen we door en passeren geruisloos de uitgang van het aardse paradijs.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Verplichte velden zijn gemarkeerd met *